Brouwershaven
Op 16 maart 1285 kocht graaf Floris V van Holland van Jan van Renesse 100 gemeten ambacht (ca. 42 ha.) aan de monding van de kreek Duivenee, met het vooropgestelde doel daar een stad te stichten.
Een jaar later werd de Duivenee afgedamd door Pieter Nobel en zijn broer Sir Klaas Kinderen.
Er is niet veel bekend van wat zich vervolgens afspeelde op die locatie aan de zeearm De Grevelinge op het eiland Schouwen. In een charter uit 1323 is voor het eerst de naam Brouwershaven terug te lezen en in 1344 stichtte graaf Willem IV er een vrije haringmarkt.
De naam Brouwershaven is mogelijk ontleend aan de invoer van Hollands bier vanuit de brouwerijen in Delft en Leiden. Het laag alcoholisch bier diende als drinkwater voor de lokale bevolking en werd in grote hoeveelheden via de haven van Brouwershaven aan land gebracht en naar het verderop gelegen dorp Brijdorpe getransporteerd, de stapelplaats (opslagplaats) voor het eiland Schouwen.
Het kerkgebouw
Het jonge dorp Brouwershaven werd gebouwd bovenop de nieuwe dijk die dwars door de Duivenee was aangelegd. De ruimte was beperkt en dus bouwde men een eerste kleine kerk aan de voet van de dijk, op grond van de buurgemeente Duivendijke.
De kerk werd gebouwd door het bestuur van de burgerlijke gemeente. Dat er geen gebrek was aan ambitie blijkt w
el uit het feit dat in de daarop volgende twee eeuwen het kleine kerkje tot een kolossaal kerkgebouw werd uitgebouwd, in verschillende bouwfasen, niet alleen bestemd voor de geloofsgemeenschap, maar voor een breed multifunctioneel gebruik. Het gebouw bood onderdak aan markthandelaren, aan vissers om hun netten te boeten, aan inwoners om elkaar te ontmoeten, als opslagplaats voor allerlei materialen en vanzelfsprekend ook aan de geloofsgemeenschap. Het gemeentebestuur bekostigde de bouw en de instandhouding van het kerkgebouw uit belasting op de overslag van goederen (met name bier en haring) in de haven. Het zogenaamde “pondgeld”.
Het dorp Brouwershaven kreeg in 1477 stadsrechten, maar het lukte uiteindelijk niet om een zetel in de Staten van Zeeland te bemachtigen. Daardoor bleef Brouwershaven een zogenaamde smalstad.

Van Katholiek naar Protestants
De oorspronkelijke kerk was katholiek georiënteerd, gewijd aan Petrus en Paulus en werd in 1540 gewijd aan de heilige Nicolaas.
In het Koor, hoog tegen de kapconstructie vindt men nog steeds een tweetal schalkbeeldjes, van de heilige Nicolaas en van Jacobus de Meerdere.
De heilige Nicolaas
Nadat in 1576 de Spaanse overheersers door de Oranjegezinden de stad uit werden gejaagd veranderde de geloofsrichting van Katholiek in Protestants. De eerste Protestantse predikant Gerardus Pauli werd in 1577 aangesteld.
Het kerkgebouw bleef tot het eind van de 18e eeuw in handen van de burgerlijke gemeente en als de handel slechte tijden beleefde en bijgevolge de belastingopbrengsten uit de haven terugliepen, werd een hoofdelijke belasting opgelegd aan alle inwoners van het stadje.
Zoals zovele kerkgebouwen in de Nederlanden werd de Grote Kerk in Brouwershaven in 1798 door de burgerlijke gemeente overgedragen aan de kerkelijke gemeente.
Redding uit onverwachte hoek
De kerkelijke gemeente had duidelijk minder mogelijkheden om voldoende geld in te zamelen voor het instandhouden van het gebouw. Toen het dak aan alle kanten lekte en het gehele gebouw zich in een deplorabele staat bevond werd in de vergadering van het college van kerkrentmeesters, in mei 1875, een voorstel tot sloop van het gebouw in stemming gebracht. De voorzitter van het college, notaris van de Bent, kreeg na een stemming van 5 voor en 2 tegen toch nog één ultieme kans om overheidssteun te verwerven.
Van de Bent vertrok naar Den Haag en ontmoette daar de topambtenaar Victor de Stuers van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
De Stuers ging de brede teloorgang van monumentaal erfgoed zeer ter harte en vond steun bij zijn minister om “monumenten te redden”.
Zo behoedde De Stuers de Grote Kerk in Brouwershaven van de sloophamer, evenals de Grote Kerk van Veere en vele andere monumenten in het land.
Eind 19e eeuw volgde een grote restauratie, onder leiding van de Rotterdamse architect Margry, waarmee het gehavende kerkgebouw weer in zijn oude glorie werd teruggebracht.
Victor de Stuers had echter een grotere ambitie dan alleen het redden van monumenten. Samen met zijn Limburgse vriend Pierre Cuijpers ontwierp en realiseerde hij het Rijksmuseum te Amsterdam.
Enige tijd daarna werd hij de eerste directeur van Monumentenzorg Nederland.
Victor de Stuers
De Watersnoodramp
In de nacht van 1 februari 1953 braken de dijken bij Brouwershaven en op vele andere plaatsen aan de randen van Schouwen-Duiveland. Het zeewater stroomde met grote kracht door het stadje en stroomde met donderend geweld de lager gelegen polder in. Waar de afzijdige positionering van het kerkgebouw, onderaan de dijk, soms een redding vormde (bijvoorbeeld bij de stadsbrand in 1545) was dit in de rampnacht van 1 februari 1953 ronduit “rampzalig”. Het water stroomde met met hoge snelheid langs en ook door het kerkgebouw. Die eerste nacht stond het water buiten en binnen 3 meter hoog. De negen maanden erna zakte het water weliswaar aanzienlijk, maar het kerkgebouw ondervond nog dagelijks de effecten van eb en vloed, ook aan de binnenzijde.
De schade was enorm. Naast de enorme hoeveelheden modder en bouwafval dat met de waterstromen was meegesleurd moesten als eerste worden verwijderd. Veel hulp uit binnen en buitenland kwam de lokale gemeenschap ondersteunen.
Het zoute water was echter diep in de metselstenen gedrongen en speelt daar tot op de dag van vandaag nog een schadelijke rol. Pleisterwerk op de muren wordt vanaf de stenen ondergrond naar buiten gedrukt en zelfs de stenen zelf zwellen, met plaatselijke schade tot gevolg.
Een grote restauratie van 1957-1961 onder leiding van architect Ir. H. de Lussanet de la Sablonière heeft veel schade hersteld, al blijft de zoutschade onuitwisbaar. Overigens houdt dit ook de herinnering levend!
Toekomst: “Oude tijden herleven in een nieuw jasje”
In 1995 heeft de eigenaar van het kerkgebouw, de Protestantse Gemeente te Brouwershaven, zich op afstand gesteld door het oprichten van een Beheerstichting. Deze stichting heeft als “eenvoudige” doelstelling om het gebouw in stand te houden voor het heden en voor toekomstige generaties. Met een divers pallet aan maatschappelijke en culturele activiteiten lukt het de stichting met vallen en opstaan aan deze doelstelling inhoud te geven.
Teneinde een gedegen basis te leggen voor de instandhouding op lange termijn is een herbestemmingstraject in gang gezet, Met steun van de Gemeente Schouwen-Duiveland is een werkgroep ingesteld om een vooral kerkelijk georiënteerd gebouw her te bestemmen naar een professioneel multifunctioneel gebouw. In feite wordt het gebouw teruggebracht naar zijn oorspronkelijke multifunctionele bestemming die al in de 14e eeuw zijn vorm kreeg.
De belangrijkste randvoorwaarde voor de herbestemmingsplannen is dat het monumentale gebouw (Rijksmonument) zijn unieke karakter behoudt en nog beter wordt geëxposeerd dan nu al het geval is.
