De Nicolaas tijdens en na de watersnoodramp
Aan het eind van de 13e eeuw werd in Brouwershaven een kerk gebouwd.
Het toen nog jonge Brouwershaven bestond uit enkele huizen op een dijk, ter plaatse van een op natuurlijke wijze gevormde vaarweg naar de Grevelingen, het open water naar zee. Op de dijk was geen plaats voor een kerk en daarom besloot men de kerk onder aan de dijk te bouwen, een naar het later bleek letterlijk ‘rampzalige’ beslissing.
In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 stond De Nicolaas aanvankelijk alleen maar in het woest stromende water dat vanuit de haven werd opgestuwd, over de markt stroomde en vervolgens zijn weg zocht naar beneden, langs het kerkgebouw naar de nog lager gelegen polder verderop. Maar, aan dit beeld kwam al snel een eind door verschillende kleine dijkdoorbraken rond Brouwershaven en de grote dijkdoorbraak aan de zuidkant van het eiland, bij de Schelphoek. Snel en met grote kracht liep de hele polder Schouwen vol. Het water steeg buiten en binnen het kerkgebouw tot 3 meter boven het vloerpeil. Het water stond bij vloed tot net onder de raamdorpels.
Hoewel het water na de eerste dagen in februari 1953 zakte heeft de kerk 9 maanden lang in het water gestaan en was het gebouw twee maal per dag onderhevig aan eb en vloed. Om het water enigszins te weren en de schade te beperken, is in het voorjaar van 1953 aan de buitenzijde van het gebouw, rondom een kistdam aangelegd.
Maar, het kwaad was al geschied. De fundering, de vloeren, de muren, de pilaren, het meubilair, alles was doordrenkt met het zoute zeewater. De vloeren, met de grafstenen en de graven, waren gedeeltelijk onderspoeld en alles zat onder een dikke laag modder.
Vele weken heeft het schoonmaken van het kerkgebouw geduurd, waarvoor een groot aantal vrijwilligers uit binnen- en buitenland zich hebben ingezet. De schade aan het gebouw was echter minder snel te verhelpen.
De hiervoor noodzakelijke restauratie vond plaats in de periode 1956 tot 1962. Bij deze restauratie werd niet alleen de schade ten gevolgen van de watersnoodramp hersteld, maar ook andere zaken die door ouderdom aan herstel of vervanging toe waren.
Onomkeerbaar was echter het proces dat zich in gang had gezet door de zoutindringing in het (poreuze) metselwerk. De combinatie van zout en vocht zal vroeg of laat schade veroorzaken aan metselwerkconstructies.
Voegmortel kan verpoederen, bakstenen kunnen afschilferen en op termijn zelfs uiteenvallen, metselmortel kan zijn samenhang verliezen, verf kan gaan bladderen, pleisterwerk kan donker en vies worden en van de ondergrond loslaten, tegels kunnen van de muur worden gedrukt, ingemetseld ijzerwerk kan versneld roesten en koppen van houten balken kunnen versneld verrotten.
Dit schadeproces heeft het gebouw tot op de dag van vandaag in haar greep. De schade is zowel binnen als buiten zichtbaar, maar speelt zich –minder zichtbaar– ook in het binnenste van de constructies af, zoals in de pilaren.
Verhalen van overlevenden
Familie De Nooijer Verteld door Nel de Nooijer
Ik was tijdens de ramp 4 jaar en woonde met mijn vader, moeder en zus in de Nieuwstad in Brouwershaven, een lager gelegen gebied.
De ramp was voor mij niet traumatisch, ik was alleen maar verwonderd. Voor mijn zus van 10 jaar was dat wel zo, zij begreep wat er gebeurde.
In die nacht van 1 februari keek ik vol verbazing hoe ik met mijn laarsjes aan in mijn ledikantje op zolder werd gelegd. Ook vond ik het bijzonder als ik naar beneden uit het trapgat keek en daar in het klotsende water de pakjes boter, aardappelen en dergelijke uit de kelder door de gang door de openstaande deur naar buiten zag drijven.
Moeder telde op de trap in de gang steeds de tegeltjes van de schouw in de woonkamer met andere woorden ze keek of het water al zakte.
Mijn vader was ondertussen van plan mijn zus via het Bagijntje, een slop naar de Noorddijkstraat, een hoger gelegen gebied, naar een tante te brengen. Wat hij niet wist was dat onze straat in een kolkende rivier was veranderd. Zij werden dan ook meegesleurd door het water en waren het Bagijntje al lang voorbij. Op een of andere manier lukte het hem toch daarna links de Nieuwstad in te slaan en zo met mijn zus de Noorddijkstraat te bereiken. Moeder bleef geregeld door het dakraam kijken of vader via het Bagijntje al terug kwam.
Uiteindelijk zag ze, het was nog donker, een figuur met een stormlamp in het slop staan die probeerde over te steken naar ons huis wat tenslotte lukte.
Opa Van Laar die in de Nieuwstraat woonde, probeerde naar ons in de Nieuwstad te komen maar was ook in onze straat meegesleurd door de woeste rivier. Hij kon zich nog vastgrijpen aan het hek van de school met ‘Den Bijbel’ en heeft daar de rest van die nacht aan gehangen.
De volgende nacht van zondag op maandag zijn we op de ‘Twee Gebroeders’, de garnalenboot van mijn vader, gaan slapen. Moeder kreeg een nachtmerrie toen ze vanuit een kooi in het vooronder een paar zwarte lieslaarzen in het maanlicht zag glinsteren en riep: ’t Waeter komt!’
Herinneringen aan de rampnacht van familie De Jonge
Ik woonde aan de Krabbendijke en lag in de bedstede. Daaronder klotsten in de kelder de weckpotten tegen de balken.
Buurman Grootjans bonkte op de luiken: “dur uut ‘t waeter komt”.

We vluchtten voor het water het huis uit, moeder met mijn broers aan de hand en ik op de rug van mijn vader, op de Noordwal eerst richting Noorddijkstraat om te proberen bij oom Kees te komen, maar tussen de Noordwal en de Noorddijkstraat was het één kolkende watermassa.
Terug naar de molen, de schuur naast ons huis was ingestort, poes Moortje zat nog op de resten van het dak.
Voor de molen kropen we onder het prikkeldraad door, mijn moeder kwam vast te zitten met haar haren.
Mijn laarsjes, sokken en gebreide groene broek zijn weggewaaid, koud, koud, koud.
In de molen scholen we tussen de meelzakken van molenaar Kodde.
Vroeg in de morgen werden we bij buren van de molenaar in huis opgenomen.
Later op de dag, bij laag water, konden we naar opa in de Noorddijkstraat.

Weer een dag later werden we door een kotter uit Wieringen (WR 189) naar Yerseke gebracht.
Opgehaald in Yerseke geëvacueerd en vervolgens door een oom en naar Overslag aan de Belgische grens gebracht.
Lees verder:


